Afgelopen dinsdag om vier uur ging mijn telefoon: mijn jongste zoon van twaalf. Verontrust zei hij: ‘Pap, de juf zegt dat het om zeven uur code oranje is. En dat kinderen die dan over straat moeten misschien beter thuis kunnen blijven. Kan ik wel naar voetbal gaan?’
Rond elf uur ’s avonds diende het noodweer zich aan, hagel, onweer, windstoten. Er ontstond schade, er vielen lichtgewonden. Gelukkig kreeg niemand een boom op zich. Dankzij Code Oranje – de waarschuwing wordt vaak met alarmistische hoofdletters geschreven – had waarschijnlijk niemand zich vanaf 18.00 nog de straat op gewaagd. “Op veel plekken werd het weeralarm Code Oranje rond middernacht beëindigd.”
Het woord ‘code’ kwam in de dagen erna ook op een andere manier in het nieuws, want we herdachten deze week dat 75 jaar geleden D-Day begon, de grootste amfibische invasie in de geschiedenis. Eigenlijk heette D-Day, ‘Operatie Overlord’, dat was tijdens de Tweede Wereldoorlog de codenaam voor de langverwachte invasie. D-Day was de codenaam voor de eerste dag van de operatie.
De operatie was met codenamen aan elkaar geknoopt: in de dagen voor D-Day was het Franse verzet al druk doende de Duitse communicatie en aanvoerlijnen te ontregelen. Via de BBC-radio had het verzet namelijk de codenaam ‘Les sanglots longs des violons de l’automne’, een passage uit een gedicht van Paul Verlaine ontvangen. En zo wist het verzet dat de operatie binnen 48 uur zou plaatsvinden. Het verzet ontving op 5 juni deel 2 van het codewoord: ‘Blessent mon coeur d’une langueur monotone‘: nu zou de invasie binnen 24 uur beginnen.
Codes & code
Er is een opvallend verschil tussen het gebruik van de woorden ‘code’ in ‘code oranje’ en de codewoorden gebruikt door de geallieerden. Waar de codewoorden van de geallieerden strikt geheim dienden te blijven, zijn de codes die het KNMI afgeeft juist zo openbaar mogelijk. Het KNMI gebruikt daarbij de “internationale waarschuwingskleuren om de impact van gevaarlijk weer aan te geven.”
Wat gebeurt hier? Oorspronkelijk betekent ‘code’ ‘verzameling voorschriften’. Onder invloed van het Engels is de betekenis ervan uitgebreid tot ‘set signalen ter communicatie’ en ‘geheimschrift’. Door de connectie met ‘geheimschrift’ heeft de term ‘code oranje’ iets stoers: er dreigt gevaar, maar dankzij de code kunnen we dat gevaar manhaftig aanpakken, en blijven we het de baas.
Is dat ook het effect? Vrijdag was ik medeorganisator van een dag over de invloed van onze taal op de werkelijkheid – in het kader van Welkom in Bubbelonië, waarvoor ik ook deze columns schrijf. Er waren veel inschrijvingen, het zou bijna volle bak worden. Maar een half uur voor aanvang lag de helft van de badges met namen nog doelloos op de tafels bij de entree.
‘Vergis ik me,’ vroeg ik, ‘of zijn de bezoekers wel erg laat?’
Iemand van de organisatie haalde haar schouders op: ‘Code oranje’. Wat? Er was wéér code oranje afgegeven, nu voor aan het einde van de middag. Een enkeling had zich afgemeld, de meesten besloten uit voorzorg thuis te blijven.
Omdat ik me wat schaamde voor de halfvolle zaal, begon ik met het telefoontje van mijn zoon, afgelopen dinsdag. ‘Ja,’ antwoordde ik mijn zoon, ‘je kunt gewoon naar voetbal gaan. Wij noemden deze ‘code oranje’ vroeger een dreigende onweersbui. En als die losbarst, blijf je even in de kantine staan wachten tot de bui is overgedreven.’
Wordt met ‘code oranje’ het dreigende gevaar manhaftig tegemoet getreden? Volgens mij gebeurt juist het tegendeel: code oranje is een verbaal uithangbord van ons verlangen naar controle, van ons idee dat de wereld maakbaar is, en dat het weer daar deel van uitmaakt. Heimelijk weten we dat dit niet het geval is, het weer toch vaak zijn eigen gang gaat, en de rampspoed misschien eerder komt dan verwacht. Met als gevolg dat we niet weerbaar ten strijde trekken, zoals in ‘44, maar weerloos achter de geraniums kruipen.
Onder de titel ‘Welkom in Bubbelonië’ neemt Peter Henk Steenhuis wekelijks woorden onder de loep. Volg @bubbelonie op Twitter en lees hier meer columns van Henk Steenhuis.