Bespreek ik in deze rubriek gewoonlijk woorden die langzamerhand zo’n economische lading hebben gekregen dat ze van betekenis zijn veranderd, nu staat een hele taal ter discussie. Deze week werd bekend dat de Vrije Universiteit stopt met de studie Nederlands. Ook aan andere universiteiten blijkt de animo voor de studie van onze eigen taal sterk te lopen. Consternatie alom. “Dit is heel ernstig,” schreef deze krant. “Het is een probleem van nationaal belang.”
Omdat ik zelf ooit Nederlands gestudeerd heb, volg ik dit ‘probleem’ met extra interesse. Maar ook met een wat dubbel gevoel, want ik vond die studie niet bijster goed. Dus ik kon me bij die afkalvende interesse ook wel weer wat voorstellen. Is het nou zo erg, dat de VU geen Nederlands meer aanbiedt?
Filosoof Ger Groot bracht me op andere gedachten: “Verdwijnt het Nederlands als academische taal, dan heeft dat gevolgen voor het wereldbeeld dat aan de universiteiten wordt gepropageerd. (…) Taal is niet iets neutraals. Met het gebruik van de Engelse taal komt ook een heel wereldbeeld mee, iets wat we in toenemende mate zien in de academische wereld. Neem de economie, daar is de dominantie visie het Angelsaksische economische model. Dat wordt gepresenteerd als vanzelfsprekend.”
Groot formuleert hier de kern van het project Welkom in Bubbelonië: taal is niet neutraal, maar vormt ons denken en bepaalt ons handelen. Als onze woorden een economische lading krijgen, bepaalt dat ons denken. Ik heb al vaker als voorbeeld het woord ‘flexibel’ genoemd, dat oorspronkelijk iets over bomen zegt, maar nu een eis is die we aan werknemers stellen. Zo neem ik hier elke week een woord of twee woorden onder de loep.
Groot maakt een weidser gebaar: het zijn niet alleen woorden die van lading verandering, onze hele taal zit in de verdrukking. En laten we het Engels het Nederlands verdringen, dan krijgen we er gratis een ander wereldbeeld bij ook: het Angelsaksische model.
Vaak wordt dit model geplaatst tegenover het Rijnlandse model, dat onder andere bestaat in Nederland, Duitsland, Frankrijk, Scandinavië. Het Rijnlandse model staat voor een verzorgingsstaat met goed geregelde pensioenen, hoog niveau van onderwijs en goede gezondheidszorg. Werkgevers en werknemers delen er de macht. Amerika en Engeland koesteren het andere model, het Angelsaksische, dat de vrije markt en het kapitalisme meer ruimte geeft.
Een van de kernbegrippen van het Angelsaksische model is ‘rendement’, van het Franse rendre, dat teruggeven betekent. Vijf eerstejaars is voor de universiteit niet langer ‘rendabel’. Zo komt de universiteit niet uit de kosten. En we begrijpen dat ook nog wel, want we zijn inmiddels allemaal voldoende ingewijd in het Angelsaksische denken.
Toch wringt hier iets. Nog niet zo lang geleden stelde minister van onderwijs, Ingrid van Engelshoven, in Trouw dat in het hoger onderwijs te veel nadruk ligt op ‘rendementsdenken’. Studenten moeten volgens haar ook de mogelijkheid krijgen om zich te vormen tot breed denkende burgers. ’De bildungs- en verbindingsopgave van het onderwijs’, noemt ze dat.
Die Bildungsopgave wordt er niet makkelijker op als onderwijs in het Nederlands verdwijnt. Want dan “verdwijnt ook kennis en inzicht in onze cultuur en geschiedenis,” zoals hoogleraar Nederlands Lotte Jensen eveneens in Trouwstelde.
Misschien renderen vijf studenten niet voor een universiteit, in de betekenis van het Angelsaksische model, in de betekenis dus van financiële winst. Maar goed mogelijk dat zij meer teruggeven aan de samenleving dan hele hordes studenten die later kunnen uitrekenen wat rendeert en wat niet. Maar dan moeten we wel het Nederlands koesteren, en met het Nederlands ons eigen wereldbeeld, ons eigen rivierenlandschap.
Onder de titel ‘Welkom in Bubbelonië’ neemt Peter Henk Steenhuis wekelijks woorden onder de loep. Volg @bubbelonie op Twitter.